kijkje bij de kweker
Kijkje bij de kweker,
Mijn naam is Leo Klüppel, geboren in 1948 en woonachtig in Bergen nh. Mijn ouderlijk huis stond aan de boskant van het dorp, met gevolg dat wij veel vogels in de tuin hadden. Vanaf mijn zevende jaar ben ik altijd bezig geweest met vogels, hoofdzakelijk natuurlijk inheemse vogels omdat die bij ons op het grasveld in grote getale aanwezig waren. Mijn eerste vogel was een kraai, uit een boom gehaald in het bos en met de hand opgefokt. Later kwamen daar Vlaamse gaaien en Eksters bij, totdat ik op 14 jarige leeftijd van een neef een stel kanaries kreeg. De vogels stonden in een kooi in de keuken en u begrijpt dat het verlangen naar een volière al heel snel en indringend begon te komen. Een half jaar later was de volière door mijn vader en mij gebouwd en kon het echte werk beginnen.
De volière werd bevolkt door zelf gevangen Groenlingen en vinkachtigen, maar later kocht ik wat kanaries en werd lid van de vogelvereniging in Schoorl. Toen
ik na mijn studie het huis uitging hebben mijn ouders nog vele jaren genoten van de vogels en de volière. Zelf ging ik trouwen en bouwde een gezelschapsvolière. Veel tijd om aan echt kweken te besteden was er niet , dat kwam pas weer echt op gang zo’n 20 jaar geleden. De kinderen het huis uit en ruimte in overvloed.
In de schuur bouwde ik een nachthok en een aantal uitvliegkooien en op de zolderkamer een negental broedkooien van 120 cm breed, op te delen in tweeën. Later kwamen daar nog 8 kooien bij van 120 cm die in drieën te verdelen waren . Sinds een jaar heb ik in alle broedkooien LED-verlichting aangebracht en ik moet zeggen de kweekresultaten zijn beter dan in de tijd dat ik slechts Tl-buizen aan het plafond had hangen. Ook de onderste broedkooien zijn nu goed verlicht en de vogels doen het daarin erg goed. Middels een schakelklok wordt het dag en nachtritme geregeld en de nachtverlichting ingesteld en om de regelmaat zo goed mogelijk te houden voer ik altijd op dezelfde tijd en een hoeveelheid die juist voldoende is voor één dag. De vogels blijven hierdoor slank en in een prima conditie.
De vogels waarmee ik kweek zijn o.a. dwergrietvinken, maskeramadines, roodkoppapegaaiamadines , forbespapegaaiamadines en gould amadines. Met genoemde vogels heb ik dit jaar prima resultaten geboekt, maar daarover later.
Een andere hobby, die in het verlengde ligt van het vogels kweken is het “voor pleegmoeder spelen”. Verstoten- of uit het nest gegooide jonge vogels ( gelukkig komt dat niet veel voor) worden door mij met de kropnaald weer opgekalefaterd of geheel opgefokt. Het gevolg hiervan is dat wij altijd wel wat tamme vogels in huis hebben. Zo hadden we 3,5 jaar een driekleurpapegaaiamadine die deelnam aan het gezinsleven en het laatste jaar een tweetal dwergrietvinken. Deze dwergrietvinken waren in oktober 2011 in de buitenvolière in de verdrukking geraakt doordat jonge roodkop-papegaaiamadines het nodig achtten om in het nest van de dwergrietvinken de koude nacht door te brengen. De jonge dwergen lagen ’s morgens steenkoud en meer dood dan levend op de grond. Warm zetten en voeren met de kropnaald was het laatste redmiddel. Langzaam kwamen ze weer op gang en na een paar dagen gingen de oogjes open. Wat waren ze verbaasd toen ze hun ouders zagen !!!!
De dwergjes zijn goed groot geworden en vliegen iedere dag vrij rond, tenminste als ze dat willen, want het merendeel van de tijd zitten ze in hun kooi. Tijdens de regioshow van de speciaalclub had ik de 2 dwergrietvinken ingestuurd en tot mijn genoegen werd zilver gewonnen. Bij latere tentoonstellingen , in totaal 6, werd goud, goud, (landelijk in Soest), algemeen kampioen, districtskampioen en nationaal kampioen in Apeldoorn gehaald. Wat een feest, en dat voor een met de hand opgefokt vogeltje.
De resultaten met de maskers en de roodkoppen mochten er ook zijn, maar bijzonder trots was ik op de score van 93+ met een zwartkop roodsnavel gouldamadine.
Een andere bezigheid die ook nauw verbonden is met de vogelhobby is het geven van lezingen voor allerlei soorten groepen van mensen. Deze lezingen gaan over de vogels om ons heen, maar dan speciaal over de vreemde eigenschappen bij veel inheemse soorten. Tevens geef ik een spreekbeurt over de ontwikkeling van jonge tropische vogels en wat te doen als de ouders de opvoeding staken. Een bijzonder onderdeel daarbij is het verhaal en de instructie hoe een jonge vogel voeding of medicatie toegediend kan worden door gebruik te maken van een kropnaald.
Waarom het de laatste jaren zo goed gaat met de kweek kan ik eigenlijk niet zeggen. Wel weet ik dat regelmaat de vogels goed doet. Ik experimenteer de laatste 10 jaar niet met voer. Ik gebruik Teurlings eurotop voor alle vogels, geef daarbij wat onkruidzaad,
eivoer , maar zeer beperkt en alleen in de broedtijd, en af en toe wat rode trosgierst. Het water bij mijn vogels komt gewoon uit de kraan maar 4 x per jaar krijgen ze een week lang WM forte in het water. Een of twee maal in de week geef ik wat groenvoer ( o.a. schijfje komkommer vinden veel vogels erg lekker).
Als bodembedekker heb ik al van alles geprobeerd. Van zand tot krantenpapier en van snippers tot vloeipapier. Totdat ik van een bevriende kweker, die vroeger in de duivensport had gezeten, hoorde dat hij dekvloer voor duiven gebruikte. En inderdaad, dat gebruik ik nu ook. Het lijkt op kattenbakkorrels, maar is veel goedkoper en het neemt per liter ook een liter vocht op, het is bij de productie tot 600 graden verhit geweest en is anti-coccidiose. De lades zijn nu altijd gortdroog en dat is goed tegen de luis en tegen het overbrengen van ziektes.
Als nestmateriaal gebruik ik normaliter bruine kokos en sisal, maar als ik nieuwe vogels koop bij een kweker vraag ik altijd naar het nestmateriaal waar de bewuste vogels op gekweekt zijn. Daar pas ik mij dan op aan. Zo kan het zijn dat ik een stel vogels heb die gebleekte kokos als nestmateriaal krijgen.
Momenteel, het is nu 11 februari 2013 als ik dit schrijf, ben ik alweer gestopt met kweken. De hoeveelheid jongen die ik nu heb kan ik nauwelijks meer herbergen en verkopen voordat ze op kleur zijn lijkt me ook geen goede zaak.
2015
De volière is aangepast en vergroot. Er is nu een mogelijkheid om de indeling te wijzigen. De begroeiing is aangepast aan de vogels die er nu in vertoeven. Om de nagelgroei van de rietvinken en nonnen zoveel mogelijk op een natuurlijke manier tegen te gaan zijn olifantsgras en verschillende soorten ander gras geplant. De vogels zitten daar graag in en doordat vooral het olifantsgras scherp is hoeven de nagels van de vogels nog maar zelden geknipt te worden. Voorts zijn de vogels verzot op de grashalmen en de zaden die vooral bij het rijpen graag worden gegeten. De overjarige , uitgedroogde bladeren van het olifantsgras laat ik staan omdat de vogels van deze bladeren reepjes afscheuren die ze gebruiken bij het maken van hun nest. Ze kunnen hier heel intensief mee bezig zijn en soms weten ze een strook van zeker 30 cm los te scheuren en met heel veel moeite naar de nestplaats te vervoeren. Dit spektakel is prachtig om te bekijken.
Het broeden in de volière is in het seizoen 2016 ernstig verstoord door de grote schommelingen in temperatuur en de soms hevige slagregens die de vogels van hun nesten hebben verjaagd. Alleen de forbespapegaaiamadines die ik nog had ( een enkel koppel ) hebben 8 jongen grootgebracht en een koppel dwergrietvinken hebben 3 jongen op de wereld gezet. Zowel de jongen van de Forbes als van de Dwergrietvinken zijn flink uit de kluiten gewassen, maar zoals zo vaak in de volière te druk om mee naar een tentoonstelling te gaan. Momenteel, eind juli 2016 , hebben twee koppels driekleurnonnen een nest gemaakt in de klimop. Hopelijk komt daar nog iets van terecht.